Veredeling
Veredeling is het ontwikkelen van nieuwe rassen. Er bestaan nog weinig rassen die specifiek zijn ontwikkeld voor de biologisch(-dynamische) teelt. Reguliere veredeling richt zich met name op opbrengsthoeveelheden en ziekteresistentie. Biologische veredeling is met name gericht op veldtolerantie tegen ziekten, voedingskwaliteit en smaak.
Lees meer over de uitgangspunten van biologische plantenveredeling opgesteld door the European Consortium for Organic Plant Breeding (ECO-PB) via deze link:
Visie-op-biologische-plantenveredeling.pdf
Op ons bedrijf wordt momenteel aan verschillende gewassen gewerkt:
- Spinazie
- Rucola
- Pompoen
- Andijvie
- Ui
- Rode biet
- Venkel
- Rode boerenkool
- Chinese kool
- Romanesco
- Bloemkool
Onze selectiemethode bestaat uit positieve massaselectie met lijnselecties:
Positieve massaselectie: uit een groot bestand worden de beste exemplaren geselecteerd. Deze eliteplanten mogen dan tot zaadvorming komen en vormen de basis voor de volgende generatie. Door dit generatie op generatie te doen, ontwikkelt zich een populatie in de gewenste richting.
Lijnselecties: in dit geval wordt het zaadgoed van de geselecteerde planten apart geoogst. Je hebt dan a.h.w. nakomelingschappen (lijnen). Deze worden het volgende jaar ook apart naast elkaar uitgeplant. Van de beste lijnen ( vele worden in zijn geheel verworpen) worden de beste individuele planten geselecteerd en gemeenschappelijk tot bloei en zaadvorming gebracht. Door het gemeenschappelijk laten afbloeien wordt wellicht een deel van de selectievooruitgang ‘verwaterd’, maar nóg belangrijker is het om een inteeltdepressie te voorkomen.
Uit bovenstaande wordt duidelijk dat in principe alle selectie op plantniveau plaatsvindt. (i.t.t.het selecteren op cel- of DNA niveau in de reguliere veredeling) Het gaat daarbij om de interactie tussen plant en omgeving. En dat generatie op generatie. In dat verband is belangrijk om te noemen dat we met het kruisen van rassen terughoudend zijn. Een belangrijke reden hiervoor is dat in vele zaadvaste rassen er een behoorlijke bandbreedte is voor veel eigenschappen, d.w.z. er is variatie waaruit geselecteerd kan worden.
Een kruising is gauw gemaakt, er een stabiele populatie van maken duurt gauw 7 generaties (14 jaar). Alleen als een gewenste eigenschap niet of in zeer geringe mate aanwezig is in het ras waarin geselecteerd wordt, kan een kruising met een ander ras waar de gewenste eigenschap wél in aanwezig is -maar die verder niet interessant is- overwogen worden.